Theorie

De theoretische kennis thanatopraxie omvat een aantal basisvakken:

  1. theoretische kennis van het beroep van thanatopracteur, inclusief de geschiedenis van het vak
  2. humane anatomie en fysiologie
  3. pathologie, bacteriologie en postmortale processen
  4. chemie
  5. wet- en regelgeving; veiligheid en kwaliteit

ad 1) theorie thanatopraxie

De thanatopracteur

  • heeft kennis van de basisbegrippen van de thanatopraxie en het beroep van thanatopracteur
  • heeft kennis van de geschiedenis van de thanatopraxie
  • heeft kennis van de administratieve procedures, zoals het opdrachtformulier voor de uitvoering van thanatopraxie
  • kan de eventueel verstrekte informatie over de doodsoorzaak en onderliggende ziekten interpreteren
  • kan beoordelen en beargumenteren wanneer thanatopraxie wel dan niet toegepast kan worden
  • kan beoordelen en beargumenteren of de behandeling plaats kan vinden op de locatie waar die aangevraagd wordt
  • weet welke handelingen moeten worden verricht en welke procedures in acht moeten worden genomen
  • weet hoe hartstimulatoren (pacemakers, ICD’s) moeten worden verwijderd
  • heeft kennis van het instrumentarium voor gebruik bij thanatopraxie
  • heeft kennis van complicaties die op kunnen treden tijdens balsemen
  • weet hoe alternatieve injectiemethoden ingezet moeten worden in geval van complicaties
  • heeft basale kennis van religieuze- en culturele aspecten waarmee rekening moet worden gehouden bij het uitvoeren van een behandeling
  • heeft kennis van de richtlijn/landelijke praktijk bij een geobduceerde overledene
  • heeft kennis van de richtlijn/landelijke praktijk bij de behandeling van kinderen
  • heeft kennis van de richtlijn/ landelijke praktijk voor de behandeling op een thuislocatie

ad 2)humane anatomie en fysiologie

 Algemeen

De thanatopracteur

  • dient kennis te hebben van de opbouw van het menselijk lichaam en de functie van organen en orgaanstelsels.
  • heeft basale kennis van de fysiologie van de verschillende orgaanstelsels
  • kent de begrippen homeostase en metabolisme

Na bestudering van de anatomie, fysiologie en pathologie en na het volgen van anatomische practica dient de thanatopracteur basale kennis te hebben van

  • topografie/plaatsaanduidingen/vlakken en assen
  • delen van het lichaam
  • algemene terminologie, Latijnse benamingen
  • ligging, bouw en functie van verschillende organen en op welke manier zij met elkaar in verbinding staan
  • de opbouw van het lichaam in cellen – weefsels – organen – orgaanstelsels
  • de verschillende soorten cellen en weefsels en waar deze zich in het menselijk lichaam bevinden

Orgaanstelsels

De thanatopracteur heeft gevorderde kennis van

  • de anatomie van het hart en de grote vaten, de grote- en kleine bloedsomloop
  • de werking van het hart en van de bloedcirculatie
  • vaatstelsel arteriën
  • vaatstelsel venen

De thanatopracteur heeft basale kennis van

  • ademhalingsstelsel
  • het bloed, beenmerg en lymfestelsel
  • huid
  • spijsverteringsstelsel
  • endocriene organen
  • bewegingsapparaat (skelet en spieren)
  • urogenitaal stelsel (nieren, urinewegen en geslachtsorganen)
  • het centraal – en perifeer zenuwstelsel

ad 3) pathologie, bacteriologie en postmortale processen

De thanatopracteur heeft gevorderde kennis van postmortale processen en hoe deze te herkennen bij uitwendige schouwing.

De thanatopracteur heeft basale kennis van de algemene- en speciële pathologie, waaronder

  • de belangrijkste oorzaken van ziekten
  • de belangrijkste ziekten per orgaanstelsel
  • ontstekingsprocessen
  • goedaardige- en kwaadaardige nieuwvormingen
  • aandoeningen van het vaatstelsel o.a. atherosclerosis en aneurysmata

De thanatopracteur heeft basale kennis van de bacteriologie waaronder

  • infectie, sepsis
  • specifieke besmettelijke aandoeningen ( virale hepatitis, HIV, tbc, Creutzfeldt Jacob)
  • anaerobe infecties

Ad 4) chemie

De thanatopracteur kent de begrippen diffusie en osmose

  • heeft kennis van weefselfixatie
  • heeft kennis van te gebruiken balsemvloeistoffen en additieven
  • heeft kennis van het toepassingsgebied van verschillende balsemvloeistoffen
  • heeft kennis van balsemchemicaliën, hoe deze moeten worden samengesteld en moeten worden gedoseerd

Ad 5) wet- en regelgeving; kwaliteit en veiligheid

Wet

De thanatopracteur

  • heeft kennis van de wettelijke bepalingen met betrekking tot thanatopraxie
  • heeft kennis van de regelgeving m.b.t. de wet op de lijkbezorging
  • heeft kennis van de regelgeving bij het gebruik en vervoer van chemische stoffen
  • heeft kennis van de regelgeving bij het gebruik van bactericide stoffen
  • heeft kennis van de Arbo regels betreffende de eigen veiligheid

Regels beroepsgroep

De thanatopracteur kent de Gedragscode voor thanatopracteurs met betrekking tot ethiek en communicatie met nabestaanden

Kwaliteit en veiligheid

De thanatopracteur

  • kent de landelijke richtlijnen/landelijke praktijk *
  • weet welke standaard procedures in acht moeten worden genomen
  • weet beargumenteerd in bijzondere gevallen af te wijken van de standaardprocedure/landelijke praktijk
  • kan de kwaliteit van de uitgevoerde thanatopraxie beoordelen
  • heeft kennis van hygiëne, desinfectie en sterilisatie
  • heeft kennis van de risico’s van gebruik van formaldehyde/formaline of afgeleide mengsels
  • weet hoe te handelen ingeval van een prikaccident

Praktijk

Algemeen

De kandidaat dient een proeve van bekwaamheid (praktijkexamen) af te leggen.

De kandidaat heeft tenminste 60 daadwerkelijk uitgevoerde balsemingen verricht.

De kandidaat overlegt een portfolio van 60 competentie-formulieren afkomstig van deze uitgevoerde balsemingen en ondertekend door de kandidaat en de stagebegeleider.

De kandidaat heeft tijdens de opleiding blijk gegeven van een professionele opstelling in woord en daad, richting nabestaanden en een respectvolle houding en bejegening ten opzichte van de overledene. De praktijkopleider heeft tijdens de stageperiode het professionele gedrag van de kandidaat beoordeeld en dit schriftelijk vastgelegd.

De kandidaat overlegt deze aantekening van gebleken correct professioneel gedrag.

Praktijk

De kandidaat-thanatopracteur heeft de volgende praktische vaardigheden:

  • is in staat een opdrachtformulier adequaat te controleren.
  • heeft kennis van de documentcontroleprocedure voor aanvang van thanatopraxie en past deze procedure adequaat toe.
  • controleert en interpreteert de informatie omtrent de doodsoorzaak en eventuele besmettelijke ziekten controleert en interpreteert eventuele voorbehandelingen aan een overledene, en past de werkzaamheden daarop aan.
  • is in staat de kennis op het gebied van persoonlijke veiligheid en veiligheid van de werkomgeving conform de Arbo richtlijnen toe te passen
  • is in staat om op basis van een uitwendige schouw te beoordelen welke implicaties de bevindingen hebben op het uitvoeren van de thanatopraxie behandeling
  • past de adequate balsemreagentia toe met inachtneming van de veiligheid
  • past het te gebruiken instrumentarium adequaat toe
  • kan beargumenteerd een negatief advies uitbrengen om een behandeling toe te passen